072 22 DECEMBER 1917. komen. In ieder geval is spreker tegen het verleenen van ontslag. Hij zou dit eervol willen doen zijn, om reden belanghebbende niet aan hare verplichtingen kan voldoen. De heer CERUTTI wenscht den heer B o g a a r d t erop te wijzen, dat de belangen van het anderwijs en van de betrokken onderwijzeres heel goed kunnen sa mengaan. De heer BOGAARDT meent, dat de heer C e r u 11 i hem verkeerd begrepen heeft. Allereerst geldt de vraag, of het onderwijsbelang wordt geschaad. Nu de onder wijzeres halstarrig heeft geweigerd haar ontslag aan te vragen, is er maar één weg, n.l. ontslag te verlee nen. Men kan dit meer of minder hard vinden, doch het onderwijs kan men er niet mede van dienst zijn Het ontslag kan eervol verleend worden, maar het kan ook ontslag zijn zonder meer. In de gegeven omstan digheden. waar absoluut van halstarrigheid is gebleken, bestaat er voor spreker geene aanleiding, om het ontslag eervol te verleenen. Spreker gelooft, dat het onder de schoolhoofden geen gunstigen indruk zou maken, als de raad niet op het voorstel ingaat. Het zouj eene premie worden voor de toekomst. De lieer ZIJLMANS vraagt, of in de instructie of oproeping eene bepaling heeft gestaan, op welke dagen en uren het onderwijs moet gegeven worden. De VOORZITTER antwoordt hierop ontkennend. De heer STULEMEIJER vraagt, of er bezwaar bestaat, het ontslag alsnog eervol te verleenen. De VOORZITTER zegt, dat de mogelijkheid tot het verleenen van eervol ontslag bestaat, omdat de onder wijzeres nog beproefd heeft eene plaatsvervangster te stellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1917 | | pagina 672