24 FEBRUARI 1917.
83
op erixl te blijven, als ze maar ééne pit mogen branden.
Indien liet voorstel wordt aangenomen, zullen ze dus
genoodzaakt zijn, om des avonds te sluiten. Daarom
zou spreker bepaald willen zien, dat op een zeker
aantal M2. eene pit mag branden.
De heer BROOS wijst erop, dat dan eene bepaalde
ruimte per pit moet worden vastgesteld, zooals ook in
Amsterdam is voorgeschreven.
De heer ZIJLMANS meent, dat de winkeliers dan
maar petroleum moeten branden als ze aan ééne gaspit
niet voldoende hebben.
De lieer VAN ITULTEN betoogt, dat de consumenten
zich wel naar den toestand schikken. Spreker ziet niet
in, waarom voor enkele winkeliers eene uitzondering
moet worden gemaakt, hetgeen bovendien zeer moeielijk
te controleeren is.
De heer VAN DEN BIGGEL AAR erkent de moeie-
lijkheid voor de controle, doch vestigt er de aandacht
op, dat de groote winkeliers in doorsnede de meeste
belasting betalen. Nu zullen ze voor bet feit komen te
staan, dat zij hunne zaak moeten sluiten, zoodra het
donker wordt, waardoor zij ernstig benadeeld worden.
Hun aantal is bovendien niet zoo groot, zoodat spreker
meent, dat er wel eene regeling te vinden is, waardoor
aan het bezwaar kan worden tegemoet gekomen.
De heer KANTERS is het eens met den heer v a n
den B i g g e 1 a a r, dat de groote winkeliers door het
voorstel worden gedupeerd. Spreker zou er dus voor
zijn, dat na 6 uur in de winkels geen licht meer mag
branden in plaats van na 8 uur, evenals in Arnhem
is bepaald.
De VOORZITTER meent, dat het publiek hierdoor
te zeer zou worden gedupeerd, vooral in de volks-