10 21 JANUARI 1918.
Aan den heer Kluft antwoordt spreker, dat de
prijzen van het slachten eenigszins verhoogd zijn,
omdat de slachtplaats, waarin thans de slachting
plaats vindt, beter voldoet. De vroegere inrichting
was treurig.
De heer FEBER is door dit antwoord niet tevreden
gesteld. De kern van de zaak is, dat zij, die brutaal
zijn, overal vleesch kunnen krijgen, terwijl bovendien
de groote fout blijft bestaan, dat niet ingezetenen van
Breda met ons varkensvleesch gaan strijken.
Daarin moet voorzien worden en als er bezwaren
zijn, dan moeten deze overwonnen worden. Het is
eene zaak, die van groot belang is voor de gemeente.
Het vleesch is voor de inwoners van Breda bestemd
en iedereen moet in de gelegenheid zijn, daarvan zijn
aandeel te kunnen bekomen.
De heer CRAMERUS zegt, dat er geen rantsoeneering
en geen distributie van varkensvleesch bestaat. Het
leveren op bons is van alle kanten bekeken en ook
besproken met de burgemeesters van de omliggende
gemeenten, doch de bezwaren zijn legio. Dat neemt
intusschen niet weg, dat spreker de zaak nog eens
gaarne nader onder de oogen wil zien. Nog kan spreker
mededeelen, dat bij hem geene conferentie door de
slagers is aangevraagd.
De heer BOGAARDT is door het antwoord van den
heer Cramerus evenmin voldaan. De door hem
aangegeven verbetering is slechts eene verplaatsing
van het kwaad. Daardoor wordt de gewone clientèle
niet geholpen. Het wil spreker voorkomen, dat de