145
9 MAART 1918.
worden. Behalve eene uitgaaf van ruim f 12000.per
jaar, zal er nog ongeveer f 5000.— aan drukwerken
bijkomen. Spreker meent, dat er een einde gemaakt
moet worden aan al die bijslagen. Er komen mensöhen,
die het absoluut niet noodig hebben. Als er eene
andere regeling kon getroffen worden, zou spreker
daartoe gaarne willen medewerken.
De heer HORNIX wijst er nog op, dat men _door
het aannemen der regeling f 112000.in de gemeente
kan houden. Hoe hooger de toeslag, hoe voordeeliger
voor de gemeente, want het rijk draagt daarin 9/10
bij. Het geld is er voor disponibel gesteld, zoodat het
dwaas is, om er niet van te profiteeren.
De heer MOLL vraagt, wat de heer C r a m e r u s
er mede bedoelt, dat er eene andere regeling zou moeten
gevonden worden. Is hij van meening, dat de loonen
moeten verhoogd worden, want bij de tegenwoordige
loonen kan de mindere man niet voldoende melk koopen.
De heer HORNIX zegt, dat de administratiekosten
en het drukken der bonboekjes, geraamd op f 5000.
slechts 1/20 gedeelte bedraagt van den geheelen toeslag.
Als de gemeente f 12000.uitgeeft, kan de burgerij
f 112000.in den zak houden.
De heer CRAMERUS wijst erop, dat het niet op
zijn weg ligt, om een ander systeem uit te denken.
Spreker is er altijd voor geweest om de mensehen
die het noodig hebben, te helpen, maar hij acht het
niet billijk, dat menschen, die geen toeslag noodig
hebben er van kunnen profiteeren. Nu de minister niet
toestaat, dat eene weistandsgrens wordt aangenomen,
is het niet mogelijk een ander voorstel te doen.
De heer MOLL vraagt zich af. hoe het dan mogelijk
is, om de menschen anders te helpen dan door het
verleenen van een toeslag. Spreker is het volkomen
eens met den heer H o r n i x en meent, dat men voor
de geringe uitgaaf niet mag terugschrikken.