9 MAART 1918. 147 ligt daarin nog niet opgesloten. da+ men geen andere regeling wenscht. De heer SMITS vindt het bezwaarlijk om staande de vergadering een voorstel aan te nemen, waarvan men de gevolgen niet kan overzien. Spreker halndthaaft dus zijn voorstel. De heer HORNIX acht de zaak urgent. Als binnen acht dagen een wijziging kon worden ingediend, zou spreker daartegen geen overwegend bezwaar hebben, doch nu zal er weer een langen tijd mede heen gaan. De VOORZITTER zegt, dat bij niet-aanneming van het voorstel van burgemeester en wethouder^, in de eerstvolgende vergadering eene andere regeling aan de orde zal worden gesteld. De heer MOLL wijst erop, dat de regeling reeds in eene vorige vergadering is aangenomen. Men heelt zich dus voldoende in de zaak kunnen inwerken. De VOORZITTER zegt, dat de raad. toen de ver ordening werd aangenomen, alleen heelt kunnen be- oordeelen de daarin opgenomen weistandsgrens. Nu komt de zaak in een geheel ander lichti De heer BOGAARDT meent dat bij aanneming van het voorstel van burgemeester en wethouders de zaak als afgedaan is te beschouwen. Wordt het verworpen, dan kan er verder gesproken worden over eene wij ziging der verordening. liet schrijven van burgemeester en wethouders! wordt alsnu in stemming gebracht en met 11 tegen 8 stemmen voor kennisgeving aangenomen. Vóór stemden de heeren Z ij 1 m a n s, Kluft. C e r u 11 i, Bossers, Smits. C r a m e r u s, L ij d s in a n, Broos, Bogaard t, Kanters en v a n den Big gelaar. Tegen waren de heeren G r u ij s, B o g m a n s, H o r n i x, Moll, Bo nx, van B a v e 1, S t u 1 e- ixx e ij e r en van Dij k.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 147