150 9 MAART 1918. de brugwachter en de havenmeester onder zijne be velen staan. Dit is wel altijd zoo geweest, doch spreker heeft dit pas ontdekt, toen hij wethouder was Hij acht het wel gewenseht, dat dit uitdrukkelijk geformuleerd wordt in de instructie. De voorgestelde wijziging op art. 11 wordt door burgemeester en wethouders overgenomen, zoodat hij daarop niet nader behoeft in te gaan. Wat betreft de aanvulling van art 12 is spreker het niet eens met de toelichting van burgemeester en wethouders, die te kennen geven, dat de directeur zijne vacantie toch wel krijgen zal. Spreker wil den raad laten uitmaken, of hij al dan niet op vacantie aanspraak heeft. Nu zeggen burgemeester en wethou ders wel, dat zoodanige regeling thuis behoort in dc verordening op de rechtspositie der ambtenaren, doch bij gebreke van zoodanig reglement wil spreker het thans in de instructie zien vastgelegd. Als het vast stellen van zoodanige bepaling verschoven wordt, totdat de rechtspositie der ambtenaren wordt geregeld, dan zal men nog wel eenige jaren moeten wachten. Daarom wenscht spreker dit amendement te handhaven. De heer ZIJLMANS blijft het nog altijd in hei belang der gemeente achten, dat de directeur andere opdrachten kan aanvaarden. Het beste bewijs daarvoor is wel, dat zelfs groote gemeenten- zoodanige uitsluiting niet hebben gemaakt. Het spreekt vanzelf, dat hijf geen? fabrieken voor anderen moet bouwen, maar dc moge lijkheid moet hem niet ontnomen worden, om de eene of andere opdracht te kunnen aannemen. Al is de man nog zoo knap, hij kan toch altijd zijne kennis ver ruimen. De heer BROOS is eveneens tegen het amendement van den heer C e r u 11 i en zou het jammer vinden, als die bepaling in de instructie werd opgenomen Als alle gemeenten zich op hetzelfde standpunt) plaatsen, zou er onder de gemeente ambtenaren nooit iemand te vinden zijn, wien men advies kon vragen, hetgeen de gemeenschap zou schaden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 150