152 9 MAAKT 1918. de bedoeling van den heer Stulemeijer werd in gegaan, dan zouden de artikelen 2 tot en met 8 allen gecombineerd moeten worden. Deze regelen afzonder lijk de verschillende verplichtingen van den directeur. Om in den eersten zin van hot tweede lid van art. 11 te lezen, dat de storting terstond moet geschieden, daartegen bestaat geen overwegend bezwaar, maar dan zou datzelfde woordje ook in den tweeden zin moeten blijven staan. De heer STULEMEIJER zegt, dat hij het woord terstond expres vervangen heeft door de woorden binnen drie dagen om een vasten termijn te hebben. De VOORZITTER zegt, dat tegen deze wijziging bij burgemeester en wethouders geen overwegend be zwaar bestaat en dat zij daarom wel bereid zijn het amendement over te nemen. Wat de regeling van de vacantie betreft, geeft de heer Stulemeijer zelf toe, dat deze bij aparte verordening zou behooren te geschieden. Spreker is het er volkomen mede eens, dat de raad moet uit maken of en voor hoelang een ambtenaar aanspraak heeft op vacantie. Wanneer echter zoodanige regeling in de instructie wordt opgenomen, zal er eene scheeve verhouding ontstaan tegenover andere ambtenaren. Beter is het daarom de vacantiën in een algemeen reglement op te nemen. De heer STULEMEIJER staat er niet zoozeer op. dat de artikelen 2 en 4 in één artikel worden samen gevat, zooals zijne bedoeling was. Hij heeft er dus geen bezwaar tegen, dit amendement te laten vallen. Spreker kan zich echter niet vereenigen met de be zwaren, die er bestaan tegen de regeling van de vacantie van den directeur. De vrees bestaat, dat dan die regeling weer op de lange baan zal geschoven worden. Eenig bezwaar bij andere ambtenaren is niet te duchten. Daarom wenscht spreker de vacantie in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 152