156
9 MAART 1918.
De heer BOGAARDT stelt zich lijnrecht tegenover
cle meening van den heer H ornix. Er zijn, helaas,
altijd nog menschen, die pas hun inkoopen gaan doen,
als anderen zich te ruste begeven. Nu dit onmogelijk
wordt, past men zich bij den nieuwen toestand aan.
En nu is het wel eigenaardig, dat in de groote steden,
waar eveneens verplichte winkelsluiting is, door win
keliers als deze het minst geklaagd wordt.
Er is hier echter een misbruik ontstaan, doordat
sommige sigarenwinkeliers tevens verlof aanvragen
voor den verkoop van alcoholvrijen drank. Dit mag
geen aanleiding geven om het kwaad nog meer in de
hand te werken. Misschien is het op dit oogenbllik nog
niet noodig, om in te grijpen, doch spreker hoopt,
dat burgemeester en wethouders intijds maatregelen
zullen nemen. Het gaat hiermede, als indertijd met het
bordeelverbod. Toen werden van dergelijke inrichtin
gen hotels gemaakt, doch door het plaatsen van po
litieposten werd net misbruik spoedig tegengegaan.
De verordening op de winkelsluiting werkt hier nog
slechts enkele maanden. Laat ze nu eens een paar
jaren doorwerken en dan trachten de leemten op te
sporen. Dat is beter dan nu alles op losse schroeven
te zetten. Spreker kan zich dus niet vereenigen met
het voorstel van den heer Hornix.
De heer IIORNIX vraagt, hoe de heer B o g a a r d t
aan de wetenschap komt, dat de sigarenwinkeliers in
andere plaatsen tevreden zijn.
De heer BOGAARDT antwoordt hierop, dat de lieer
Hornix zich wenden kan tot de middenstandsbon
den. Die zullen dat bevestigen.
De heer VAN DEN BIGGELAAR weet van meer
nabij, dat onder de sigarenwinkeliers de algemecne
opinie is vóór het behoud van de vervroegde winkel
sluiting. In grootere plaatsen zijn de winkeliers ook
algemeen voor het behoud. Hier is zeer minitieus met