9 MAART 1918. 159 L ij d s m a n, Broos, Bom, B o g a a r cl t, van B a v e 1, Stulemeijer en van den B i g- g e 1 a a r. Tegen waren de heeren Z ij 1 m a n s, Smits, G r u ij s, H o r n i x, Ranters en van D ij k'. IQ. Voorstel van burgemeester en wethouders fot vaststelling eener verordening op de hefïjing eener plaatselijke belasting naar het inkomen, luidende als volgt „Hiermede hebben wij de eer ter vaststelling aan „te bieden het ontwerp eener verordening van eene „plaatselijke directe belasting naar het inkomen met „daarbij behoorende invorderings-verordening, welke „moeten vervangen de tegenwoordige verordeningen „tot heffing en invordering van een hoofdelijken om- „slag. Vermits deze laatste benaming, gelet op den „aard der heffing, minder juist is, komt deze naams- „verandering ons gewenscht voor. „Als toelichting vestigen wij de aandacht op het „navolgende „I. Het was aanvankelijk ons voornemen de hef- „fing progressief te maken, d. w. z. zoodanig dat het „percentage stijgt met de toeneming van het inkomen. „Diverse berekeningen hebben aangetoond dat bij „progressieve heffing het percentage tenminste zou „moeten beloopen van 4 tot 7% Dit laatste nu achten „wij te hoog en ongewenscht. „Het primitief kohier van 1916 bevat 4940 aan klagen met een opbrengst aan belasting van f 163554, „Van deze aanslagen zijn er 337 naar een belastbaar „inkomen van f 2000.— tot f 3000.en naar een „belastbaar inkomen van meer dan f 3000.bedraagt „het aantal aanslagen 295. „In aanmerking nemende, dat de 295 aangeslagenen „aan belasting betaalden f 78237.of 47.8% van het „totaal der kohiersbelasting en dat deze, bij progres sieve heffing zouden hebben te betalen, respectieve lijk volgens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 159