164
9 MAART 1918.
gressie, waarin spreker stenn vindt voor zijn voorstel
tot invoering eener progressieve inkomstenbelasting.
De heer BOG AARDT antwoordt hierop, dat hij
principiëel aan de zijde van den heer C e r u 11 i
staat. Maar er moet ook rekening worden gehouden
met andere factoren, n.l. dat men de gemeentenaren
dan wegjaagt. We hebben hier eene groote vlottende
bevolking en daarom meent spreker, dat men niet tot
invoering van progressie moet overgaan, wijl de uit
tocht dan nog veel grooter zal worden. Of dit eene
reden kan zijn tot annexatie is eene tweede kwestie.
Maar dan moet het geen half werk worden. Men dient
dan het kwaad in den grond weg te nemen, hetgeen
alleen mogelijk is, door de drie omliggende gemeenten
in haar geheel te annexeeren. Dit zal echter nog wel
lang duren en daarom moet men rekening houden met
den toestand, zooals die thans is.
Door den heer C e r u t t i is nog gewezen op de
argumenteu van spreker in verband met de invoering
van progressieve gasprijzen. Daarvoor gelden echter
geheel andere motieven. Dat zou niet ten nadeele
strekken en den uittocht niet in de hand werken, om
dat men toch gedwongen is gas te betrekken van
Breda. Dat werkt niet zoo door als bij deze belasting.
De heer HORNIX is tegenstander van eene pro
gressieve heffing. Breda neemt eene eigenaardige
plaats in door de geringe oppervlakte. Velen wonen
in en toch buiten de stad. Als er 10 meergegoeden de
stad verlaten, zullen er 250 anderen meer moeten
betalen. De uitwerking zou dus averechts verkeerd
zijn. Spreker kan zich dus wel met het voorstel van
burgemeester en wethouders vereenigen.
De heer ZIJLMANS zegt, dat hij met den heer
B o s s e r s een voorstel heeft ingediend tot progres
sieve heffing, wijl hij daarin eene groote billijkheid
ziet. Spreker maakt er zich niet bevreesd over, dat
de uittocht zoozeer zou toenemen. Er is reeds eene