166
9 MAART 1918.
rekening is uitgegaan van het belastbaar inkomen van
1916 en had ook gaarne eene berekening gezien vol
gens het inkomen van 1917. Volgens de berekening
van 1916 zal men tot een vast percentage komen van
5.54, terwijl bij eene progressieve beffing dit percen
tage variëeren zal van 4 tot 7. Spreker vindt dat
verschil niet zoo groot en acht eene progressieve
heffing eerlijk en billijk.
De beer BOG AARDT is het er volmaakt over eens,
dat progressie billijk is, maar er gelden hier geheel
andere factoren. Het is juist in het belang van den
kleinen man en eene goede taktiek, om de financiëele
krachten hier te houden. De rijksinkomstenfbelastfng
geldt voor het heele land en is dus overal dezelfde.
De heer CERUTTI vraagt, waarom dan in tal van
andere gemeenten wel progressie is ingevoerd.
De heer ZIJLMANS Avijst erop, dat. wanneer bij
eene progressieve heffing de belasting verhoogd moet
worden, dit evenzeer het geval is bij een gelijk per
centage.
De VOORZITTER zegt, dat bij een gelijk percen
tage de uittocht niet zoozeer te vreezen is als bij eene
progressieve heffing. Komt de uittocht, dan zal het
vermenigvmldigmgseijfor verhoogd moeten worden en
dan zullen de lagere inkomens al spoedig e\Ten hoog
belast moeten Worden als thans bij een gelijk per
centage.
De algemeene beschouwingen hiermede geëindigd
zijnde, wordt overgegaan tot eene artikelsgewijze be
handeling van de lieffingsAmrordcning.
De artikelen 1 tot en met 4 Avorden zonder beden
king goedgekeurd.
Bij de behandeling Aran artikel 5 vraagt de heer
BOSSERS. of een meerderjarig student, die op kosten