190 9 MAART 1918. daarom mijne heeren, dat ik U deze, door ons voor gestelde loonregeling in ernstige overweging zou „willen geven, en met alle vertrouwen wil ik hopen, ,,dat deze regeling Uwe goedkeuring zal mogen krij- ,,gen en zoo niet met algemeene, dan toch met groote „meerderheid van stemmen zal worden aangenomen. „Wanneer wij dit zouden doen. mijnheer de voor zitter, dan kunnen wij zeggen het algemeen belang „gediend te hebben, gehandeld te hebben in het belang „van den dienst, omdat wij dan kunnen hopen dat wij goede en krachtige werkkrachten zullen krijgen en „houden. We kunnen dan zeggen, dat wij voldaan „hebben aan den wensch van burgemeester en wet houders en van de Commissie om het loon op peil „te brengen en den achterstand, die zooals gezegd „wordt te bestaan, eenigszins te hebben ingehaald. „Wat de overige aanteekeningen betreft, mijnheer „de voorzitter, dit zijn slechts wijzigingen in de „artikelen van de 'loonregeling. Ik geef er de voor beur aan deze afzonderlijk te bespreken bij de be- „handeling van de artikelen op zich zelf. De heer STULEMEIJER, sprekende mede namens do commissie voor salarisherziening, beantwoordt het voorstel van burgemeester en wethouders als volgt „Het zij mij vergund, het voorstel van B. en W., „naar aanleiding van het Rapport der Salaris-Com missie mede namens deze commissie te beantwoorden. „Het spreekt van zelf, dat ik daarbij zal voorbij- „gaan die gedêelten, waar het College van B. en W. „het met de Commissie eens is en dus alleen zal „rescontreeren, hetgeen tegen de stellingen en bewe- ringen der Commissie wordt ingebracht. „Dit laatste is noodig om de zaak zuiver te stellen „en teneinde uit de gevoerde gedachtenwisseling de „ware conclusies te trekken. „Practiscli mogen wij het dan eens zijn omtrent de „cijfers bij eene loonregeling door eene gemeente is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 190