9 MAART 1918.
191
tocli wel van waarde te weten, ook voor de toe-
komst, op welk theoretisch standnunt men zich stelt.
,.I. Naar hare meening is de Commissie zooveel
..mogelijk gebleven binnen de opdracht, haar door
,.den Raad verstrekt Op blz. 4 van het Rannort wijst
,.de Commissie op tic moeielijkheicl, eene sailarisrege-
lhig te behandelen en eene salarisverordening voor
..te stellen, zonder zich te mengen in zaken, welke
..alleen des Burgemeesters of des Raads zijn.
..Het laatste kan geen bezwaar zijn. omdat de be
doeling van den Raad toch wel geweest zal zijn de
salarisregeling voor te bereiden in den ruimsten zin.
,.En voor wat betreft de zaken i.e. enkele regelin-
,,gen. betreffende het Politie-corps, welke alleen des
„Burgemeesters zijn, komt het er practisch toch weer
,.op neer, dat de Raad de verordeningen vaststelt en
..dus de Commissie mocht aannemen, dat de Raad vol-
..led'g wenschte te worden ingelicht.
.11. Teneinde B. en W. in staat te stellen omtrent
.de nog te behandelen onderwerpen nog beter te wor
den ingelicht, zal de Commissie de notulen der door
„haar gehouden vergaderingen aan B. en W. over
leggen.
-.111. Achterstand der 1 o o n e n. Hierom
trent bestaat geen ineeningsverscliil tusschen B. en
„W. en de Commissie, al zou men dat uit het ant-
„woord van B. en "VY. wel onmaken.
„De Commissie zegt, dat achterstand ontstond bij
„alle politie-beambten en alle werklieden en oij
„enkele salarissen van ambtenaren en beambten.
..Nergens zegt de Commissie, dat die achterstand
„over de geheele lijn bestaat.
„IV. Omtrent het beginsel der loonbepaling bestaat
„er eenerzijds misverstand en anderzijds schijnt, liet-
geen de Commissie als liaar beginsel heeft uiteen-
gezet, niet voldoende duidelijk voor B. en W. 1e
„zijn geweest.
„Ik herhaal, dat ook het standpunt, waarop de