202 9 MAART 1918. duur zullen ook de particuliere werkgevers zich wel aanpassen. Het loon aan een werkman toe te kennen moet zijn een lamilieloon de loontheorie vraagt toe kenning van een absoluut gezinsloon, dat den werk man toekomt. Het standpunt van vraag en aanbod is reeds lang veria en. Men kan verschillende grond slagen nemen voor de bepaling van het loon het zal echter nooit mogen dalen beneden een zeker minimum. Een aanvangsloon van f 12.— per week kan geacht worden te zijn een minimum-loon voor een normaal gezin in normalen tijd. Naast de strikte rechtvaardigheid moet men echter ook de sociale rechtvaardigheid in acht nemen. En dit doet men door het loon aan te vullen met een kinder toeslag. Daardoor wordt ook het algemeen belang ge diend. Eerstens door de bestrijding van het neo-mal- thusianisme en vervolgens om den strijd aan te bipden tegen het individualisme, waardoor zoovelen onge huwd blijven, omdat dit gemakkelijker is. De onge- lurwden zijn het die de salarissen opdrijven, omdat zij onbekommerd leven en zich meerdere genoegens kunnen verschaffen. Door Prof. A a 1 b e r s e worden de ongehuwden genoemd de „trekossen der salaris- verbetering"'. Tenslotte heeft ook de naastenliefde een woord anede te spreken. De heer Stulemeijer heeft reeds ge wezen op de „Encycliek Rerum Novarum", waarin gezegd wordt, dat de liefde den doorslag moet geven. Spreker juicht het daarom ten zeerste toe, dat de commissie, haar standpunt om een kindertoeslag toe te kennen, handhaaft. Een loon van f 12.aangevuld met kinder- en duurtetoeslag, komt zeer nabij hetgeen deiheeren Moil en Bogmans in hunne amendementen voorstellen. Wellicht is dit dus voor hen eene aanleiding om de ingediende amendementen in te trekken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 202