204 9 MAART 1918. Omtrent het beginsel der nieuwe loonregeling meenen burgemeester en wethouders, dat de loonen moeten worden getoetst aan die, welke betaald worden door particuliere werkgevers. Zij kunnen zich echter niet vereenigen met het standpunt dat de gemeente het voorbeeld moet geven, of dat zij meer moet betalen dan het normaal ter plaatse geldende loon. De heer Stulemeijer heeft er echter op gewezen, dat hij hiermede niet accoord kan gaan, omdat voprkomen moet worden, dat de gemeente te lage loonen betaalt indien de particuliere werkgevers ter plaatse dit ook zouden doen. Burgemeester en wethouders hebben hier echter bedoeld, dat de loonen moeten worden getoetst aan die, welke worden betaald door goedtj werkgevers. Als er goede werkgevers zijn, onderbreekt de heer STULEMEIJER, De VOORZITTER meent dat, indien er geen goede werkgevers zijn, de loonen zeker niet mogen worden getoetst aan die der werkgevers. Verder hebben burgemeester en wethouders in hun voorstel erop gewezen, dat bij de bepaling van het loon geen rekening mag worden gehouden met het feit, dat de werkman zijn eenig bestaansmiddel vindt in zijn arbeid van overheidswege. Het is immers mo gelijk, dat de werkman, behalve bij de gemeente, zijn arbeid ook nog productief kan maken bij anderen. De bedoeling der commissie, waar zij onderscheid maakt tusschen levensbehoeften en 1 evensbenoodigd- heden, werd door spreker in het begin niet begrepen. Na de toelichting van den heer Stulemeijjer is hem deze bedoeling echter duidelijk geworden. Hij is echter van meening, dat men deze twee begrippen toch beter kan samenvoegen in dit eene „het leven". De lage loonen,. welke tot heden werden betaald, hebben zeker invloed gehad op het verloop van werk lieden en politiebeambten. Het mag echter betwijfeld worden of dat verloop van veel minderen omvang zou zijn geweest, indien de loonen normaal waren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 204