208 9 MAART 1918. van f 11.40. Thans wordt door burgemeester en wei houders het aanvangsloon bepaald op f 12.Het is dus te verklaren dat hij thans (een jaar later) een loon vraagt van f 12.60. De VOORZITTER sluit de discussies en stelt voor om de loonregeling der werklieden artikelsgewijze te behandelen. Hij stelt dus achtereenvolgens aan de orde A r t i k e 1 1. Hierop is ingediend een amendement van den heer G r u ij s, strekkende om de werklieden in te deelen in 4 inplaats van in 5 klassen. De heer GRUIJS deelt mede, dat hij het wensche- lijker acht om de werklieden in te deelen in 4 klassen, omdat volgens de omschrijving de volslagen vaklie den zullen worden ingedeeld in de 3e of 4e klasse naar gelang van hun bekwaamheid en den aard van hun werk. Hierbij vreest hij in de praktijk willekeur, zoolang de rechtspositie van de werklieden niet is gere geld. Hij acht het daarom beter de vaklieden in eene klasse bijeen te voegen. De VOORZITTER zegt, dat burgemeester en wet houders zich niet kunnen vereenigen met dit amende ment. De werklieden worden niet individueel ingedeeld in eene klasse, doch categorieën van werklieden die ongeveer hetzelfde werk verrichten, zullen in eene be paalde klasse worden geplaatst. Willekeur zal dus hierbij zijn uitgesloten. De heer STULEMEIJER meent, dat men dan even eens de 2e klasse moet afschaffen. Hierbij kan even goed willekeur plaats hebben. Hij wijst er echter op. dat de rangschikking van de verschillende groepen van werklieden geschiedt bij besluit van burgemeester en wethouders, gehoord de betrokken commissien van bijstand en de hoofden van takken van dienst. Van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 208