217
9 MAART 1918.
Artikel 12.
De VOORZITTER deelt mede. dat door den heer
G r u ij s op dit artikel een amendement is ingediend,
strekkende om den datum van inwerkingtreding dezer
toonregeling te bepalen op 1 Januari 1918, en daarbij
tevens op te nemen, dat de loonregeling om de vijf
jaren moet worden herzien.
Spreker zegt, dat ook het college van burgemeester
en wethouders den datum van ingang Avillen bepaald
zien op 1 Januari 1918, doch dat hiervoor nog enkele
overgangsbepalingen moeten worden geredigeerd. Wat
betreft het opnemen van een termijn binnen welke de
verordening moet worden herzien, merkt hij op, dat
hem dit onnoodig voorkomt, aangezien dit toch wel
binnen 5 jaren zal gebeuren.
De heer LIJDSMAN ach t het ongewenscht een
termijn te bepalen. Het gemeentebestuur moet vrij-
blijven om eene herziening ter hand te nemen zoodra
de noodzakelijkheid daarvan blijkt.
De heer STULEMEIJER vindt het wel gewenscht
om een termijn te bepalen, omdat daardoor wordt! voor
komen. dat eene herziening voor geruimen tijd op de
lange baan wordt geschoven.
De VOORZITTER merkt op, dat in den raad steeds
voorstellen kunnen worden gedaan om eene loon- of
sallarisregeling te herzien. Hierdoor kan worden voor
komen dat eene noodige herziening langen tijd achter
wege blijft.
Artikel 12 wordt daarna ongewijzigd aan
genomen, behoudens de bepaling van den
datum der inwerkingtreding.
De \rOORZITTER deelt mede, dat door de heeren
Moll en Bogmans nog een amendement is inge
diend om een artikel aan de loonregeling toe te voe
gen of bij afzonderlijk raadsbesluit bepalingen vast te
stellen omtrent eene verlofregeling voor de werklieden.