218
9 MAART 1918.
De heer STULEMEIJER is van meening, dat eeno
verlofregeling thuis behoort in een werkliedenreglemeat.
De heer MOLL zou wensclien, in afwachting van
de vaststelling van een werkliedenreglement, dit bij
afzonderlijk raadsbesluit te regelen.
De VOORZITTER zegt, dat de werklieden thans
reeds een bepaa'd aantal verlohlagen hebben. Dit is
echter niet geregeld in de loonregeling. Spreker stelt
dus voor om met het vaststellen eener verlofregeling
te wachten tot de totstandkoming van een werklieden-
reglement.
De lieeren MOLL en BOGMANS verklaren hierop
het door hen ingediende amendement in te trekken.
De VOORZITTER vraagt of nog iemand der leden
stemming verlangt over de geheele loonregeling.
Zulks niemand verlangende wordt de loonregeling
zonder hoofdelijke stemming aangenomen, terwijl de
definitieve vaststelling der loonregeling wordt aange
houden tot eene volgende vergadering.
De VOORZITTER stelt alsnu aan de orde de bt
handeling der salarisregeling voor het politie-personeel
Artikel 1.
Hierop is ingediend een amendement van den heer
G r u ij s, strekkende om aan de hoofdagenten-recher
cheurs en hoofdagenten-controleurs hetzelfde salaris
toe te kennen en de verdeeling in klassen voor de
agenten af te schaffen.
De heer GRUIJS zegt ter toelichting van dit amen
dement, dat het hem niet gewenscht Voorkomt om de
hooi dagenten-rechercheurs hooger te bezoldigen dan
de hoofdagenten-controleurs. Waar deze splitsing thans
niet bestaal vreest hijl dat de invoering daarvan aan
leiding kan geven tot groote ontevredenheid onder de
hoofdagenten, waardoor onwil "eken rig de kracht, d.c