28 JANUARI 1918. 21
beroep openstaat en op de tweede plaats, omdat onder
de nagekomen stukken nog een voorstel van burge
meester en wethouders is gevoegd, waarbij met het
verlangen van adressanten ten deele is rekening
gehouden.
De heer KANTERS wijst erop, dat hij in de ver
gadering van 3 November er reeds tegen opgekomen
is, dat een aanvrager is begonnen met bouwen zonder
de beslissing van den raad af te wachten. Hier heeft
zich weer hetzelfde voorgedaan. Als zoo iets gesanc-
tionneerd wordt, is de verordening een doode letter.
Spreker heeft geen bezwaar tegen deze ontheffing en
is ook den aanvrager niet vijandig gezind, doch zou
wenschen, dat op de beslissing van den raad niet
werd vooruit geloopen.
De VOORZITTER zegt, dat de aanvrager reeds eene
aanschrijving van burgemeester en wethouders heeft
ontvangen om het gebouw te verwijderen.
De heer BOGAARDT gaat accoord met de opmer
king, dat het niet aangaat om op de beslissing van
den raad vooruit te loopen. In het adres geeft de
verzoeker dan ook reeds blijk, dat hij verkeerd ge
handeld heeft. Maar het betreft hier ook de belangen
\an een 80 tal werklieden, die anders werkloos zouden
zijn. Men zou dus niet enkel den heer Segers, maar
ook die werklieden straffen. Hoewel men over deze
kwestie lang kan redeneeren, wil het spreker toch
voorkomen, dat adressant niet zou gebouwd hebben,
als de betrokken ambtenaar had toegezien, dat er
niet gebouwd werd, vóórdat de vergunning daartoe