22 28 JANUARI 1918. verkregen was. Spreker zou in overweging willen geven, om het verzoek om ontheffing, dat onder de nagekomen stukken is gevoegd, alsnog gelijktijdig met dit adres te behandelen. Wordt dit verzoek toegestaan, dan wordt daardoor tevens den bouw goedgekeurd en kan de loods blijven staan. De VOORZITTER wijst erop, dat de heer Bogaar dt zich vergist. De door den raad te verleenen onthef fing van art. 14 houdt riet tevens eene vergunning tot bouwen in. Daarvoor is nog de permissie van burgemeester en wethouders noodig. De heer SMITS neemt aan, dat hier gefraudeerd is, doch als het voorstel, dat onder de nagekomen stukken is gevoegd, niet was ingekomen, zou spreker alsnog een voorstel hebben gedaan, om aan adressant te ver gunnen de loods te laten staan. Men moet niet ver geten, dat dergelijke industrieën zich tegenwoordig gemakkelijk verzekeren tegen bedrijfsschade. Wanneer echter blijken zou, dat in gevallen als dit, het niet mogelijk was hierin spoedig te voorzien, zou de premie zeer hoog worden Art. 14 der bouwverordening is in de plaats getreden van eene vroegere bepaling, waarbij het aan burge meester en wethouders was overgelaten om vergunning te verleenen tot het oprichten van een tijdelijk gebouw of eenhouten loods. Ongeveer 10 jaar geleden en later is bij herhaling aangedrongen op wijziging van de bouwverordening, ten einde haar te doen aanpassen aan nieuwe toestanden. Steeds werd gezegd, dat die herziening in bewerking was. Als straks het adres om ontheffing in behandeling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 22