2 APRIL 1918. 233 regelihg te herzien en den bijslag zoodanig te ver hoogen, dat in den bes taanden noodtoestand behoor lijk worde voorzien. De VOORZITTER geelt in overweging, dit adres te behandelen bij de herziening der jaarwedden van de ambtenaren. De heer VAN BAVEL vraagt, of het niet de be doeling is, den duurtebijslag afzonderlijk te behandelen. De VOORZITTER vindt het meer aanbevelenswaar dig het adres tegelijk te behandelen bij de herziening der jaarwedden. De heer VAN BAVEL wijst eron. dat men bij de regeling der salarissen van de werklieden en liet po litiepersoneel is uitgegaan van het denkbeeld, dat die regeling zou gelden voor normale tijden. Dit verzoek behoort er niet bij en is gebaseerd op de buitenge wone tijdsomstandigheden. Daarom zou spreker het beter vinden, dat daarover prae advies werd uitge bracht. waarbij dan de bijslagregeling in haar geheel kon worden herzien, ook die van de werklieden De VOORZITTER zegt, dat de raad eerst een ander standpunt heeft ingenomen. Indertijd hebben burge meester en wethouders een ander voorstel ingediend, maar de raad is daaop niet ingegaan. Zoolang aan burgemeester en wethouders niet gebleken is, dat de raad op zijne principieele beslissing wenscht terug te komen, acht spreker het beter deze kwestie te behan delen bij de salarisherziening. De heer VAN BAVEL wijst er nogmaa's op. dat bij de vaststelling der loonregeling met de abnormale tijdsomstandigheden geen rekening is gehouden. Af gescheiden van dit adres zou spreker de bijsiaigrege- ling willen herzien. De VOORZITTER zou willen aanhouden tot de in ieder geval het adres salarisherziening, waarbij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 233