242 2 APRIL 1918. „Door den heer Smits werd nog de wenschelijk- „heid betoogd „lo. om vaste uitkeeringen, die door belasting- „schiukligen aan hunne meerderjarige kinderen of be- „liuwd kinderen worden gedaan, van het belastbaar „inkomen te doen aftrekken en „2o. om het inkomen te verminderen met de oor- „logswijnstbel'asting. „Wat het eerste punt betreft, meenen wij Uwe aan „dacht erop te moeten vestigen, dat eene soortgelijke „bepaling oorspronkelijk voorkwam in art. 8 van dc „wet op de rijksinkomstenbelasting, doch dat die be maling daaruit is komen te vervallen bij de wets wij- „z'ging van 11 Januari 1918 (Staatsblad No. 5). „Het wil ons voorkomen, dat in dit opzicht de „praktijk der rijksinkomstenbelasting als leiddraad „moet strekken. „Ongetwijfeld zou de handhaving van een dergelijke „bepaling de deur openen tot velerlei ontduikingen, „omdat niet is na te gaan, in hoever uitkeeringen, „krachtens eene overeenkomst of eene verbintenis, „waarvan de naleving niet in rechten kan worden af gedwongen, ook in werkelijkheid hebben plaats} gehad. „Wij meenen dan ook, dat in deze algeheele over eenstemming met de wet op de rijksinkomstenbelasting „behoort te blijven bestaan. „Ten aanzien van de vraag, in hoever lieti gewenscht „is, dat van het werkelijk inkomen ook de aanslag „in de oorlogswinstbelasting wordt afgetrokken, wen- „schen wij het volgende te doen opmerken. „In de wet op de rijksinkomstenbelasting (art. 10) „en in het daarmede corresipondeerende art. 12 van de „heffilngsverordening komt de bepaling voor, dat ter „berekening van het zuiver inkomen alleen mogen „worden afgetrokken, de belastingen, die op „het b e d r ij f of beroep drukken. „Nu bepaalt art. 94 der wet op de oorlogswhW-- „lasting, dat van de belastbare som, waarnaar een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 242