2 APRIL 1918. 243 „aanslag in de inkomstenbelasting is berekend, de oorlogsiwinstbe!asting over het laatstverloopen kalen derjaar wordt afgetrokken en dat de aanslag in de „inkomstenbelasting dienovereenkomstig wordt ver hinderd. „Het bedrag der inkomstenbelasting wordt dus eerst „vastgesteld naar het werkelijk zuiver inkomen, be- „rekend op den voet in die wet bepaald en afgescheiden „van de omstandigheid, of een deel van dat inkomen „door de oorlogswinstbelasting wordt getroffen. Eerst dan als de aanslag in de oorlogswinstbeflastijng vast- staat, wordt die aanslag van het werkelijk zuiver „inkomen afgetrokken en de aanslag voor de inkom „sten-belasting daarna opnieuw geregeld. „Dat het Rijk ten aanzien van zijne belastingen op „de hierbedoelde wijze handelt, lijkt ons volkomen ge rechtvaardigd. Immers, waar op een zeker deel van „het inkomen over een bepaald kalenderjaar beslag „wordt gelegd door middel van eene extra-belasting, „is het billijk dat van dat deel van het inkomen door „denzelfden belasting heffer niet opnieuw „belasting wordt geheven. „Beide belastingen drukken rechtstreeks op het in- „komen van den belastingschuldige. De eene is eene „belasting, die ook voor normale tijden geldt de „andere is eene extra-bijdrage om te voorzien in de „buitengewone uitgaven, waartoe de Staat door de „bijzondere tijdsomstandigheden gedwongen wordt, en „waardoor alleen getroffen worden de zoodanigen, die „als gevolg* van die buitengewone omstatndigheden „extra winsten gemaakt hebben. „Voor de gemeente bestaat er echter geen enkele „reden om op dezelfde wijze te handelen „Om te kunnen voorzien in de behoefte der schat - „kist vordert de Staat van iedereen, die daarvoor in „de termen valt, jaarlijks een zeker deel van zijn „inkomen op de provincie en de gemeente doen „precies hetzelfde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 243