246
2 APRIL 1918.
De heer SMITS meent, na de zoo duidelijke uiteen
zetting van den heer C erutti, dat hij aan diens
betoog niets meer heeft toe te voegen. Het verheugt
spreker, dat ook de heer -Broos de onbüllijkheid
ervan inziet. Alleen verwondert het spreker, dat
er nu van afgeweken wordt, wijl hij de toe
zegging van burgemeester en wethouders heeft op
gevat als eene toestemming. Burgemeester en wet
houders hebben zich in alles laten leiden door de
rijlksinkiomstenbelastting alleen, als er wat meer te
balen is, wordt daarvan afgeweken De oorlogswinst
belasting is echter van lateren datum dan de rijksin
komstenbelasting. De moeielijkheid bestaat hierin, dat
men aan de oorlogswinstbelasting een verkeerden naam
heeft gegeven het woord belasting had er niet bij
moeten staan. Iedere andere belasting is een dedl van
het inkomen, hetgeen niet de oorlogswinstbeilastkig
niet het geval is. Deze maakt een deel van het bezit
uit. Het bezwaar, door den heer Broos geoppewl.
zit niet zoo diep. Met dividend heeft men niets te
maken. Als eene naamlooze vennootschap)oorlogswinst
maakt, betaalt zij zelf daarvoor belasting., doch de
aandeelhouders hebben daarmede niets te maken'. Spre
ker blijft erbij, dat het onbillijk is, belasting te heffen
van iets, dat men nooit bezeten heeft.
De heer BOGAARDT ziet er absoluut niets onbil
lijks in. De oorlogswinstbelasiing dient, om daarmede
een deel van de crisisuitgaven te bestrijden, welke de
Staat in deze buitengewone omstandigheden heeft te
doen Ook de gemeente heeft crisisuitgaven, waarin
moet worden voorzien. Men kan op deze indirecte
wijze een deel van de oorlogswinstbelastiing doen
terugvloeien in de gemeentekas Daarin is niets on
billijks gelegen. Het is voor degenen, die zulke winsten
maken, volstrekt geen bezwaar, dat. zij een deel daar
van afstaan aan de gemeenschapDe heer C e r u 111
sprak van de mogelijkheid, dat de belasting zou kun
nen worden opgevoerd tot 100% Dat is niet denk-