2 APRIL 1918.
247
baar. Maar ook dan nog, als de belasting nog iels
zou worden verhoogd, is het niet onbillijk, dat zij,
die zich thans baden in weelde van het yeel' verdiende,
een deel daarvan afstaan ten behoeve van de honderd
duizenden economisch zwakken, die tengevolge van
de buitengewone omstandigheden honger en gebrek
lijden. Dat is uiting van grof egoisme.
De heer SMITS deelt de zienswijze van den heer
B o g a a r d t, dat hier gedacht zou worden aan grof
egoisme, absoluut niet. Spreker acht het goed, dat
menschen, die van den vroegen ochtend tot den laten
avond zwoegen en daarvoor hun geestkracht en energie
aanwenden, iets meer verdienen, in tegenstelling met
zoovele luiaards, die niets doen dan hun geld verteren
en geen moeite doen om verder te komen
De heer BOGAARDT geeft toe, dat die menschen
wel iets meer mogen verdienen, maar zij kunnen van
hun rijkdom gemakkelijk iets afgeven. Dan zuillen zij
nog niets te kort komen. Maar er is een groote massa
van werklieden, die harder arbeiden dan vele van
zulke patroons en zich nooit kunnen opwerken. De
tegenstelling van den heer Smits is dus volmaakt
onjuist.
De heer VAN IERSEL zou in stemming gebracht
willen zien, of de oorlogswinstbelasting al dan niet
mag worden afgetrokken en dan aan burgemeester en
wethouders opdragen om de redactie te ontwerpen.
De VOORZITTER wijst erop, dat er een formeel
amendement is van den heer C e r u 11 i.
De heer GERUTTI hetoogt, dat de heer B o g a a r d t
vergeet, dal er ook menschen zijn met een inkomen
van f 3000. die oorlogswinst maken en daarvan
belasting moeten betalen. Dat zijn kleine mildtden-
standers, die dus ook getroffen worden. Burgemeester
en wethouders hebben zich verzet tegen invoering van