23 APRIL 1018. van beroep, waarop teruggaaf van be'asting- kan plaats hebben. Spreker ïneenl dus. dat de aansllag eerst onherroepelijk moet vaststaan. Be VOORZITTER zegt. dat dit ook de bedoeling De heer VAN 1ERSEL vraagt, of een termijn van drie jaar wel lang genoeg is. Thans zijn de biljetten over 1914 nog niet uitgereikt. Dat is dus al langer dan drie jaar. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat dit geen bezwaar is. De termijn van drie jaar houdt verband met de navordering. De heer CERUTT1 meent, dat de belasting over den dienst 1914 niet kan worden afgetrokken, maar alleen over 1918 en volgende jaren, omdat de verordening nu pas in werking treedt. De heer ZIJLMANS vraagt, of de aangifte moet plaats hebben op den grondslag van het inkomen over het vorig jaar. Als men aangifte doet voor 1918 op de basis van 1917, dan zal in de meeste gevallen het cijfer der oorlogswinstbelasting toch wel bekend zijn. De VOORZITTER zegt, dat dit niet altijd het ve- val zal wezen. De praktijk leert anders. Die aansla gen laten wel eens lang op zich wachten. De aan giften voor rijks- en gemeentebelasting loopen gelijk. De heer ZIJLMANS vraagt, hoe dan de verrekening met vorige jaren zal plaats hebben. De VOORZITTER wijst erop. dat bij het Rijk tot basis strekt het inkomen over het afgeloopen jaar. Dat is ook bij de gemeente het geval. Bij het Rijk kan verrekening plaats hebben, hetgeen ook bij de gemeente zal geschieden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 291