23 APRIL 1918. 293 De heer STULEMEIJER vraagt, of men dan ook de betaalde oorlogswinstbelasting mag aftrekken. De VOORZITTER meent van wel; als men heteen<> doet, zal men hef andere niet mogen nalaten. De heer CERUTTI. is het hiermede niet eens om dat de bestaande verordening geen aftrek van oorlogs winstbelasting toelaat. De heer SMITS vreest, dat die navordering tot moeieliljkheden zal aanleiding geven en meent', dat deze eerst zal kunnen loopen van den dag, waarop deze verordening in werking treedt Men kan er toch geen terugwerkende kracht aan geven. De VOORZITTER geeft, ter verduidelijking, voor lezing van het ontwerp-artikel 32 en zegt, dat burge meester en wethouders van oordeel zijn. dat de na vordering wel van terugwerkende kracht is. De heer HORN1X meent, dat zij. die oorlogswinst belasting betaald hebben, dan ook het daarvoor be taalde moeten terugontvangen. Spreker vreest, dat dit tot moeielijklieden zal aanleiding geven. De heer CERUTTI verklaart, wat men onder na vordering heeft te verstaan. Dat is bij vorderen, wat iemand over zeker belastingjaar volgens de toen gel dende verordening blijkt te weinig te hebben betaald en volgens het toen geldend percentage. In vroegere jaren mocht de oorlogswinstbelasting niet worden af getrokken en kan dus ook niet geschieden over de som, waarover de navordering loopt. De heer SMITS aclit het standpunt van den heer Cerutti niet juist. Vroeger kende men geen oor logswinstbelasting en is er nooit uitspraak gedaan, of jleze als inkomen moest worden aangemerkt. Nawor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 293