23 APRIL 1918. deren en geen oorlogswinstbelasting aftrekken kan niet samengaan. De navordering kan dus eerst beginnen met 1918. De heer BOSSERS vraagt, of het de bedoeling is. dat van iemand, die zonder oorlogswinstbelasting toch te weinig betaalde, niet wordt nagevorderd. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat zulks geenszins de bedoeling is. De heer STULEMEIJER vraagt* of burgemeester en wethouders gegevens bezitten, dat die navordering nog baten voor de gemeentekas zal afwerpen en zoo niet. of dan daarnaar eerst een onderzoek zal worden in gesteld Als de gemeente alleen zou moeten terugbe talen aan de menschen, die hun aanslagbiljet in de oorlogswinstbelasiing laten zien, dan zou men gevaar lijk spel spelen. Navordering is goed voor 't Rijk. dat alle gegevens bezit, hetgeen met de gemeente niat het geval is. Als burgemeester en we houders dus niet vrijwel overtuigd zijn, dat de navordering voor de gemeente voordeel zal opleveren, zou hij het gevaar lijk vinden, om dit artikel aan te nemen. De VOORZITTER zegt, dat de controleur der ge meente-belastingen heeft medegedeeld, dat de navorde ring nog eene aanzienlijke som in de gemeentekas zou brengen. Daarbij is echter geen rekening gehotuden met de oorlogswinstbelasting, omdat die toen nog niet mocht worden afgetrokken, 't Zal misschien moeielijk zijn, om alle gegevens te achterhalen, omdat de ge meente afhankelijk is van de gegevens der ambtena ren bij de rijksbelastingen, die tot geheimhouding verplicht zijn. Mogelijk is het. dat in de toekomst daarin wel verandering komt. De heer VAN IERSEL meent, dat men de opgaven kan vragen van de belastingschuldigen zelf door over legging van cle aanslagbiljetten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 294