23 APRIL 1918 295 De heer BROOS zegt. dat liet niet te achterhalen is, of iemand al dan niet heeft gereclameerd. Men heeft den aftrek der oorlogswinstbelasting aangenomen en burgemeester en wethouders daarvoor voor groote moeieUjkheden geplaatst, omdat men geheel afhangt van de welwillendheid der belastingschuldigen. De heer STULEMEIJER zou uit voorzichtigheid aan de navordering geen terugwerkende kracht willen toekennen, omdat men geheel afhangt van de welwil lendheid van den Inspecteur 'der belastingen. Het be zwaar van den heer Broos bestaat zeer zeker, maar ieder geval wordt afzonderlijk beoordeeld en de raad is daarvoor aansprakelijk. De heer SMITS meent, dat de voorzichtigheid ge biedt om de navordering uit de verordening te lichten en wil den raad daaromtrent uitspraak laten doen. De VOORZITTER vindt er geen bezwaar in te be palen, dat de aftrek der oorlogswijnstibëlasting alleen geldt van 1 Januari af. Vordert de gemeente na, dan zal ook daarbij met den aanslag in de oorlogswinst belasting rekening gehouden dienen te worden. De heer STULEMEIJER vreest, dat de gemeente te veel zal riskeeren, als de navordering over de vooraf gaande jaren zal worden toegepast. De gemeente be schikt niet over de noodige middelen, om alles be- hoorl'jk te onderzoeken. Het voorstel van den heer STULEMEIJER, om te bepalen, dat art. 32 der verordening alleen zal gelden van 1 Januari 1918 af wordt alsnu zonder hooade- li'ke stemming aangenomen. De heer STULEMEIJER vraagt, of in het artikel, handelende over de oorlogswinstbellasting, voldoende duidelijk is gestipuleerd, dat dit ook eerst van 1 Ja nuari af zal gelden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 295