310
23 APRIL 1918.
Als men nagaat de handelingen van de N. U. M. en
de N. O'. T. en over welke macht zij beschikken, dan
is de vrees niet denkbeeldig, dat organisaties als deze
na den oorlog zullen blijven voortbestaan. Ook de
toenemende macht van het socialisme, dat op alge
heele staatsbemoeiing aanstuurt, zien we met angst
tegemoet. Als nu eene onderneming als deze, waarvan
de noodzakelijkheid niet is aangetoond, slaagt, dan
zullen duizende neringdoenden in den lande daarvan
groote schade ondervinden.
Tegenover de groote nadeelen, welke er voor den
handel aan verbonden zijn, rijst de vraag of de be
langen voor de gemeente van dien aard zijn, dat zij
er belangrijk voordeel van zal genieten.
Uit de statuten blijkt, dat de vennootschap beoogt
winst te maken, waarvan een zeker deel in het re
servefonds wordt gestort.
Vermits Breda alleen certificaten en geen aandeelen
krijgt, zal de gemeente ook geen stemrecht erlangen,
maar alleen afneemster kunnen zijn. En de particu
lieren zullen er de schadelijke concurrentie van on
dervinden. Ieder zakenman weet. dat de zaken tegen
woordig op zijn kop zijn gezet. Iloe grooter de ihkoop.
hoe lager de prijs. Doch dat is tegenwoordig juist
andersom. Men beschikt thans over te kleine hoeveel
heden. Het is spreker daarom een raadsel, waar de
vennootschap de groote hoeveelheden zal vinden. De
bedoeling is, dat de Centrale Bouwmalteria'lenvoorzie-
ning ook na den oorlog zal worden voortgezet. Dit
maakt, dat de zaak van den meest ernstigen aard is
en dat het een stap is in de richting van het staats
socialisme, waartoe de gemeente niet mag medewerken.
De heer LIJDSMAN ziet niet in. dat de Centrale
Bouwmaterialenvoorzicning de handelaren zoozeer zal
benadeelen. We leven thans onder buitengewone om
standigheden. die ook buitengewone middelen wettigen.
Spreker geloolt niet, dat de vennootschap zoover zal
gaan, als de heer van den Biggel aar ziclj