28 JANUARI 1918.
31
De VOORZITTER zegt, dat burgemeester en wet
houders hieromtrent reeds uitvoerige inlichtingen hebben
ingewonnen. Door de ziekte van den adjunct-directeur
van openbare werken is hierin echter eenige vertraging
gekomen. Als het eenigszins mogelijk is hopen burge
meester en wethouders op die wijze aan den woning
nood te kunnen tegemoet komen.
De heer BOSSERS vraagt, of er in die woningen
het tonnenstelsel komt.
De VOORZITTER zegt, dat dit nog een punt van
overweging uitmaakt. De bedoeling is het wel, met
het oog op de groote kosten, die aan het leggen
van beerputten verbonden zijn.
De heer BOSSERS meent uit de stukken te hebben
gelezen, dat het de bedoeliug is, de woningen daar
5 jaar te laten staan. Als de Belgen weggaan, ziet
spreker aankomen, dat de woningen weer door anderen
zullen worden betrokken. Daarom zou hij er de voor
keur aan geven, om beerputten te laten maken.
De heer ZIJLMANS sluit zich aan bij den heer
B o s s e r s. Waar onze eigen inwoners worden verplicht
om putten te maken, bestaat er geene aanleiding, om
hierop in dit geval eene uitzondering te maken. Het
kan geruimen tijd duren, dat de woningen daar zullen
staan, terwijl de kosten voor het maken van beerputten
volstrekt niet onoverkomelijk zijn.
De heer BOGMANS kan zich wel met het voorstel
vereenigen, ofschoon hij betwijfelt, dat er meer ruimte
door zal komen voor onze eigen arbeiders. Te meesten