324 11 MEI 1918. De VOORZITTER deelt mede. dat alsnog is jnge komen een schrijven van den heer Scheffér, waarin hij mededeelt, dat hij zijne sollicitatie intrekt, wijl zijne positie te Utrecht is verbeterd. Verder is ingekomen een brief van den Min'ster van Oorlog, waaruit blijkt, dat de heer E 1 i c h. bij eene eventueele benoeming iret uit den militairen dienst kan worden ontslagen. De heer BOSSERS stelt voor. om de benoeming nu aan te houden en burgemeester en wethouders uit te noodigen met eene nieuwe voordracht te komen, daar er nu slechts twee personen op d e voordracht voor komen, die voor eene benoeming in aanmerking kun nen komen. De heer ZIJLMANS steunt het voorstel van den lieer Bossers, De heer STULEMEIJER zegt, dat hij tegen dit voorstel is, omdat hij uit de aan den Raad gedane medetleelingen heeft begrepen, dat de heer Elich wel verlof zal kunnen bekomen om gedurende een gedeelte van zijn tijd te kunnen besteden aan de ver vulling dezer functie. De benoeming kan alsdan ge sollieden op nader door burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden. Aangezien het voorstel van den heer Bossers niet voldoende wordt gesteund wordt dit niet in stemming gebracht. Wordt overgegaan tot stemming. Er worden uitgebracht 20 stemmen, waarvan 14 op den heer Elich, 3 op den heer Beltman en 3 op den heer K e n t i e. Zoodat de heer J. A. J E 1 i c h is benoemd tot directeur der openbare werken in deze gemeente op de daarvoor vastgestelde jaar wedde, onder bepaling, dat hij gehouden zal zijn zich te gedragen naar de vastgestelde of nader vast te stellen instructie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 324