332
11 MEI 1918.
catie is aangevraagd. Hij stelt dus voor oni den lieer
van der Laan eene gratificatie toe te kennen ten
bedrage van f 20.— voor elke maand, welke hij in
dienst der gemeente is geweest.
De beer HORN IX wensclit even ziine stem te mo-
tiveeren. Hij :s van meening, dat de beschuldigingen
tegen den heer van der Laan ingebracht, niets
te maken hebben met het al of niet toekennen eener
gratificatie.
Ofschoon hij het bedrag der gratificatie niet zoo
hoog zou stellen als door den heer F e b e r wordt
voorgesteld, zal hij toch stemmen tegen het voorstel
van burgemeester en wethouders.
De heer BOSSERS is ervan overtuigd, dat de heer
van der Laan, a'gezien van het feit, of hij al of
niet een te klein salaris heeft genoten, in geen enkel
opzicht heeft gefraudeerd, en dus geheel vrijuit gaat.
De heer BOGAARDT zegt, dal hij evenals de heer
F e b e r, de op deze zaak betrekking hebbende stukken
hcert gelezen, doch dat hij hierdoor tot eene tegen
overgestelde conclusie is gekomen. Het wettig bewijs
van schuld is hier niet geleverd kunnen worden, doch
het overtuigend bewijs is hier wel aanwezig. De aan-
wijz'ngen hiervoor zijn voldoende, indien het geheele
dossier omtrent deze zaak wordt genubliceerd, zon
iedereen tot de overtuiging komen, dat de heer van
der Laan terecht uit den gemeentedienst is ont
slagen. Om nu nog eene gratificatie toe te kennen is
toch te veel. De diens.praestatie van den heer van
der Laan was ook niet van dien aard, dat toe
kenning eener gratificatie noodig is
De VOORZITTER merkt op, dat de heer van
der Laan niet. uit den dienst der' gemeente is ont
slagen.
De heer BOGAARDT erkent, dat li j zich in 't!Ü
opzicht heeft vergist.