356 11 ME J 1918. De heer GRAMERUS protesteert in de eerste plaats krachtig tegen de door den heer Bossers gebruikte uitdrukking, dat hier eigenaardig met de waarheid zou zijn omgesprongen. V anneer er iets onjuist is in de antwoorden, dan kan hier hoogstens sprake zijn van een misverstand of eene vergissing. Het is onwaar dat door hem als hoofd van het levens-mi ddelenbedriif geen overleg zou zijn gepleegd met de klejnhapddTaren in aardappelen. Bij hem is geweest van Gastel en nog een persoon, die hij niet bij name kent, die kwamen als voorzitter en secretaris der vereeniging van aardappelhandelaren, die aanstonds zijn voorstel goedkeurden. Daarna is hierover nimmer bij hem ge klaagd. Verder is het hem niet bekend, dat grossiers tegen detailprijzen hebben geleverd. Van restitutie aan grossiers kan geen sprake zijn, omdat we deze han delaars niet behoeven te erkennen. Als hij op eene correcte wijze de gemeente voor een schadepost heeft gevrijwaard, meent hij gedaan te hebben wat billiik was. Persoonlijke belangen heeft hij daarbij] niet gehad. Nu echter ook deze zaak in den Haaq aanhangig is gemaakt,, zullen we de beslissing daarop moeten af wachten. De heer BOSSERS wil wel aannemen, dat de heer Cramerus niet desbewust onwaarheden heeft ver teld, doch wellicht minder goed is ingelicht. Uit het adres dat spreker voor zich heeft, blijkt toch duide lijk dat het bestuur der aardappelhandelaren vereeüigihg zich beklaagt over den lioogen prijls. De heer CRAMERUS meent uit de woorden van den heer Bossers te moeten opmaken, dat hij deze handelaren beter gelooft dan hem. Hij herhaalt nog maals, dat hij overleg heeft gepleegd met den voor zitter en secretaris der vereeniging van aardappel handelaren en deze niets tegen zijn voorstel hebben ingebracht. Ten slotte merkt hij nog uitdrukkelijk op. dat do

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 356