11 MEI 19lê. 357 dat door deze handelaren nimmer bij hem is geklaagd vóórdat deze zaak in den raad ter sprake is gebracht. De heer BOSSERS stelt voor, om uit te maken dat liet Jèvensmiddelenbedrijl' zal terugbetalen a' he,geen onrechtmatig van de handelaren is gevorderd. De VOORZITTER zou deze zaak thans willen aan houden en afwachten totdat deze in den Haag is beslist. Zoolang deze beslissing niet is genomen, staat het niet vast of de gemeente gelden onrechtmatig heeft gevorderd. De heer ZIJLMANS meent uit verkregen inlichtin gen te weten, dat den Haag reeds uitspraak heeft gedaan en wel in dien geest, dat terugbetaald moet worden. Hij gelooft ook niet, dat de aardappelhande laren accoord zijn gegaan met de voorstellen van den heer C r a m e r u s. En zelfs al zou dit het geval z'Ón, dan nog is er tegen de voorschriften gehandeld Hij zou er daarom op aan willen dringen om de met den Haag gevoerde correspondentie over deze zaak, aan den raad over te leggen. Er zijn reeds mensehen die terugbetaling hebben ontvangen, zoodat het dui delijk blijkt, dat er wordt gemeten met twee maten. Hii is van meening, dat de door den Minister gegeven voorschriften moeten worden nageleefd en we dus de handelaren niet mogen dwingen om een gedeelte van hun winst aan de gemeente af te staan. Hij steunt daarom het voorstel van den heer B o s s e r s. De heer VAN DEN BIGGELAAR zegt, dat 't wel eigenaardig aandoet, dat de heer B o s si e r s in deze optreedt vóór de R. K. Middenstatodsvereenlging, het geen moet worden beschouwd als een bewijs voor zijne strikte onpartijdigheid. Het is wel waarheid, dat de oorzitter van de vereeniging van aardappelhandela ren bij hem is geweest. Deze heeft echter tegen hem verklaard, dat deze handelaren nooit zooveel hebben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 357