364
11 MEI 1918.
De VOORZITTER zegt, dat de slagers hunne wei
gering, om het vleeseh der kalveren te verkoopen.
hebben gemotiveerd met woorden, die niet te pas
kwamen. Hierdoor werd een blaam geworpen op den
keuringsdienst.
De heer FEBER betwijfelt, of hier wel opzet aan
wezig was.
De VOORZITTER is van meening, dat hier zeker
opzet aanwezig was. Indien dit niet het geval was,
hadden ze dit later moeten verklaren. Zij zii/n immers
in de gelegenheid gesteld, om hunne leugenachtige
advertentie in te trekken.
De uitsluiting kan heel goed op grond der Distri-
butiewet gemotiveerd worden.
De heer MOLL meent te weten, dat de geheeie actie
der slagers gericht is tegen Moei a n d s en den
keurmeester. Er zijn slagers, die hem hebben ver
klaard, dat de keurmeester gehaat wordt, omdat hij
streng zijn plicht doet.
De heer BOSSERS vraagt, of de rijksveearts van
Loveren bij de geheeie slachting is tegenwoordig
geweest.
De heer CRAMERUS antwoordt, dat dit niet te
zeggen is. Al het vleeseh is echter wel door hem
gekeurd. -j
4. De heer RANTERS zou gaarne vernemen, welke
maatregelen zullen worden genomen, wanneer hier
groote werkloosheid zal komen tengevolge van de ver
strekking van een klein kwantum gas aan de'Industrie.
De VOORZITTER zegt, dat maatregelen in voor
bereiding zijn. Ér wordt onderhandeld met het Steun
comité.
De VOORZITTER sluit alsnu de vergadering.
De secretaris.
De voorzitter,