8 JUNI 1918.
371
7. Motie van de algemeene ledenvergadering der
Baroniesche tuinbouwvereeniging in zake de oprichting
eener gemeentelijke veiling van tuinbouwproducten.
De heer STULEMEIJER Mijnheer de Voorzitter
Den 15en November is hier aan de orde gekomen een
voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen
van enkele wijzigingen aan het veilingsgebouw aan
den Academiesingel en sedert dien zijn in den Raad
in December geloof ik, stemmen opgegaan om wijzi
ging te brengen in de overeenkomst, die daar was
voorgesteld. We leven nu in Juni 1918 en nog steeds,
mijnheer de Voorzitter! is de zaak niet tot een einde
gekomen. Als gemeenteraadslid, mijnheer de Voorzitter!
heb ik alleen te maken met de belangen der gemeente
Breda en ik zou toch willen vragen, of het nu toch
werkelijk in het belang der Gemeente is die onder
handelingen zoo te voeren, dat er 7 a 8 maanden
voor noodig zijn om die zaak voor elkaar te brengen.
Ik ben weieens op informatie uit geweest bij dege
nen, met wie de onderhandelingen worden gevoerd en
heb daar vernomen, dat van de zijde van de Baro
niesche Tuinbouw Vereeniging alles is gedaan, wat
mogelijk is om die zaak te beëindigen en te bespoe
digen. Het schijnt echter, mijnheer de Voorzitter dat
er voorwaarden moeten worden ingelascht in dat
contract, waardoor in de interne aangelegenheden van
die vereeniging wordt ingegrepen en het schijnt, dat
daarop alles blijft hangen. Ik wil nu voor het oogen-
blik liever daar niet intreden, in hoeverre Burge
meester en Wethouders zich hebben te bemoeien met
de interne aangelegenheden van die vereeniging, --
ik wil alleen maar dit vragen, of het in het belang is
der Gemeente Breda, de zaak zoo op de spits te
drijven, omdat hier met 1 stem meerderheid is aan
gehouden het toenmalige voorstel van Burgemeester
en Wethouders, om het veilingsgebouw uit te breiden.
Ik zeg nogmaals, ik stel mij op het standpunt uit
sluitend als gemeenteraadslid en ik vraag me af: gaat