8 JUNI 1918- 373 niging en Burgemeester en Wethouders en dat Burg. en Wethouders na het voorstel, dat indertijd aan den Raad is gedaan, gemeend liehben eenige andere voor waarden te moeten opleggen, waar gegronde redenen voor zijn. Wanneer de zaak hier ter sprake komt, zullen die punten nader onder de oogen gezien kunnen worden en de voorwaarden besproken worden. Het wil mij voorkomen, dat liet op het oogenblik weinig zin heeft daar nader op in te gaan. De heer STULEMEIJER Ik ben het in de eerste plaats niet met U eens, dat de zaak niet aan de orde is er is een motie aan de orde, waarin het wel dege lijk aan de orde wordt gesteld. De VOORZITTER Pardon er wordt alleen in te kennen gegeven, dat De heer STULEMEIJER Wanneer U het verlangt, zal ik bij de rondvraag de zaak opnieuw ter sprake brengen. De heer GRUIJS Ik moet U eerlijk zeggen, dat ik de motie eigenlijk niet goed begrijp er wordt stelling genomen tegen de gemeentelijke veiling, maar is daar ooit kwestie van geweest De VOORZITTER Er is een adres geweest van de handelaren om het daarheen te sturen, dat er een gemeentelijke veiling zou komen. Verlangt nog iemand het woord De heer STULEMEIJER Dan zal ik bij de rond vraag de zaak opnieuw behandelen, mijnheer de Voor zitter 8. Adres van mej. J. H. van den Berg, eervol ontslag verzoekende uit hare betrekking van onder- wijzeies in de nutt'ge handwerken voor meisjes aan do openbare school aan de Middellaan alhier. De VOORZITTER stelt voor, liet gevraagde ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 Augustus a.s.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 373