8 JUNI 1918.
381
huur te betalen gehad. Daarom, Mijnheer de Voorzitter!
zal ik stemmen tegen de motie van de heeren Dr. Bos-
sers en Zijlmans.
De heer ZIJLMANS Zou ik mogen vragen: is het
de bedoeling van Burgemeester en Wethouders om de
zaak af te doen Ik sluit mij volkomen aan bij het
geen Dr. Bossers gezegd heeft. De wethouder Cramerus
kan toch tijdens deze vergadering afdoende antwoor
den op de motie
De wethouder CRAMERUS: Mijnheer de Voorzitter!
Zoover mij hekend ben ik met alle feiten op de hoogte.
Ik kan niet bij voorbaat zeggen, dat er geen vragen
zullen worden gesteld, die ik niet zal kunnen beant
woorden, maar zoover mij bekend, zit ik voldoende
in de zaak in, um te kunnen antwoorden.
De he r STULEMEIJER Mijnheer de Voorzitter
Mag ik even mijn betoog aanvullen Er is mij iets
door het hoofd gegaan. Er is ook in de toelichting een
onjuistheid: er staat, dat de onbillijkheid te erger is,
omdat aan sommigen is terugbetaald. Ilc heb hiervoor
mij een schrijven van den boekhouder-kassier van het
Levensmiddelenbedriif, die verklaart, dat nooit aan
iemand geld is terugbetaald.
(Spreker leest het schrijven voor).
De heer ZIJLMANS Mijnheer de Voorzitter Ik
wil don heer Stulemeijer nog even beantwoorden: die
haalt aan de grossiers, maar onze motie is niet bedoeld
ten opzichte van de grossiers, maar de vorige keer is
hier gesproken over de kleinhandelaren. Ik heb hiervoor
me liggen een brief van het Rijks Centraal Admini
stratie kantoor voor Distributie van Levensm'ddelen
van 5 April 1918 aan het bestuur van de vereeniging
van aardappelhandelaren: (spreker lerst dit schrijven
voor)
Het wil mij toch voorkomen, Mijnheer de Voorzit-