8 JUNI 1918.
383
rijd met de
seft het wei
et gaat hier
het oogen-
lelaren heb-
;n berekend
den Haag.
dien ik de
?t. De minis-
3i' die men-
t Gemeente-
it mogen we
gheid: daar
n strijd mei
Mijnheer dc
mders daar
in. mijnheer
U niet een
[at er terug-
r heeit ge-
itvangen is.
lord, ik zal
a Stoop wel
3k, ik weet
a maai' dat
de melkin-
ïkomst van
het ook in
rugbetaling
vergadering
de corres-
a den Haag
i deze motie
.ingen hoor
me heb, dat
ieh dat die
De heer HORNIX: Mijnheer de Voorzitter Ten
einde mijn houding vast te stellen, zou ik ook een
paar vragen willen stellen aan den heer Cramerus,
die ook van veel invloed zijn, dunkt mij. In de vorige
vergadering heefi de heer Cramerus verklaard, dat er
een compromis gesloten was, tusschen het Levensmid-
delenbedriif aan den eenen kant en de handelaren aan
den anderen kant, waarbij e?n overeenkomst tot stand
is gekomen, oodanig, da', c'e k einhandelsrcn of de
grossiers en kleinhandelaren, laciliteiten genoten heb
ben in Breda die ze op andere plaatsen niet genoten
hebben en als dit werkelijk zoo is, zou het voor mij
een heel an Ier licht doen vallen op de zaak, want
wanneer ze faciliteiten genoten hebben en dan nader
hand komen om geld terug te hebben, vind ik dit niet
bil'ijk. En daarom wil ik de vraag ste len, aan den
Heer Crameius, of hot zoo is, dat er faciliteiten ge
noten zijn en ik sluit me aan bij den heer Stulemeijer
die vooig, lezen heeft uit een Schrijven van den boek
houder van het Levensm'.ddelenbedrijf, of het zeker is,
dat aan niemand terugbetaling van het teveel betaalde
geld is geschied en na beantwoording van die vragen
zal ik mijn houding moeten vaststellen.
De he r CRAMERUS Ik wil eerst den heer Ziil-
mms beantwoorden het is volkomen juist, dat uit
s Grarenhage een brief gekomen is, die ons den plicht
oplegt terug te betalen, wat onrechtmatig in rekening
was gebracht aan de aardappe.handelaren. Maar mijn
heer dc Voorzitter dat is eenvoudig hieraan te wijten,
dat die zaak indertijd door de airdappelhandelare.i ol
door wie dan ook, eenvoudig totaal verkeerd in den
Haag is voorgesteld. Wanneer een dergelijke zaak
wordt voorgesteld, zooals dat hier het geval is geweest,
dan is het volstrekt geen wonder, dat door d^ direct e
van het Rijks Distributiekantoor een brief wordt ge
schreven in den geest, zooals zooeven door den heer
Zijlmans is voorgelezen. Op dien brief heb ik persoon
lijk geschreven een brief aan het R. D. K., waarbij ik