888 8 JUNI 1918. zaak. Wanneer in den brief gezegd wordt, dat dc grossiers aan de kleinhandelaren een prijs in rekening hebben gebracht, die was boven den maximum prijs, die was vastgesteld, alsof de grossiers de menschep zijn, die de zaak behandeld hebben en willekeurig, zender toestemming van het Levensmiddelenbcdrijf of anle.szins d e d:e kleinhandelaren hoogere prijzen hebben opgelegd, dan is dat juist een bewijs voor mij, dat de zaak in den Haag verkeerd is voorgesteld. De grossiers hebben dat niet gedaan aan de grossiers is gelegenheid gegeven door liet LevensmAddelenbedrijf om het staange'd te ineasseeren per 100 kilo aardappe len en daarvan wordt niet gerept in den brief van de kleinhandelaren. Het wordt voorgesteld alsof de gros siers de menschen zijn die de menschen overmatige prijzen hebben afgenomen. Dat is volkomen in strijd met de waarheid, en dat eenige pressie zou worden uitgeoefend van dc zijde van het Levensmiddelenbe- drijf, om het nogeens te verhalen, dat is geenszins het geval geweest. Dat is de volle waarheid, al wordt hier voordurend gedacht, dat ik hier zit te liegen1. De brief dien de heer Z ij lmans van den heer van Gastel voorgelezen heeft, heb ik ontvangen, nadat de zaak hier aanhangig gemaakt was nadat door mij gezegd was, dat er nooit reclames zijn in gediend die brief is van zeer recenten datum De heer ZIJLMANS Van 24 April. De wethouder CRAMERUS Ja. dat klopt precies mijnheer Z ij 1 m a n s. v De heer ZIJLMANS Jokken doe ik nooit. De heer STULEMEIJER Daar schiet je niet hard mee op. De heer CRAMERUS Dus, M.II. ik wensch wel te constateeren, dat deze brief niet in 't geding ge" bracht moet worden, want die brief is gekomen, nadi

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 388