390 8 JUNI 1918. gereclameerd. liet is dus belachelijk mijnheer de Voor zitter ik geloof dat hiervoor geen ander woord te gebruiken is. In de tweede plaats over de terugbeta lingen, die zouden geschied zien. Ik weet niet, of we nog andere bewijzen moeUn balen, misschien van Als u wilt, zal ik den brief nogeens voorlezen. De heer GRUIJS Ik geloof niet, dat het noodig is, De heer STULEMEIJER: den brief van den boekhou der, dat er niets is terugbetaald. Ik blijf bij mijn meening, dat het zeer rechtmatig is en zeer rechtvaardig, dat de gemeente de kosten verhaalt op degenen, die de winst maken en dat het onrechtvaardig en onrecht matig is, dat de gemeente de kosten voor haar reke ning zou nemen. Ik geloof, dat we gerust tot stemming mogen over gaan en geheel onze plicht doen voor de gemeente, Avanneer we geen rekening houden met de klachten van 2, 3, 4, 5 aardappelhandelaren, die hun eigen belang beple;ten en waarvoor naar den Haag wordt gegaan om de gemeentekas te benadeelen. De heer HORNIX Ik zou toch nog mijn houding willen verklaren, die ik na de Amrschillende mededee- lingen wil innemen. We liooren hier tegenstrijdige verklaringen. De heeren Bossers en Zijlmans staan aan den eenen kant en aan den andere.i kant slaat de heer Cra m erus. Ik heb absoluui geen reden, mijnheer de Voorzitter de verklaringen van den heer Cramerus in twijfel te trekken dus moet ik mij verklaren tegen het voorstel van dr. Bossers en nu moge het waar zijn, dat de menschen geageerd hebben tot terugbetaling, de billijkheid is me duidelijk geworden, d e eischt dat ze het n'.et krijgen. De heer ZIJLMANS Ik heb nog gevraagd of uit den Haag bericht is gekomen over meerdere terugbe taling. Zoudt U me daarop kunnen en willen ant woorden, of het voor andere artikelen ook gebeurd is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 390