a/.
8 JUNI 1918. B99
tage der heffing van drie jaren. Nu deze bedoeling
niet is weergegeven in de nieuwe verordening, wil ik
me thans hier pertinent verklaren voor invoering dei
navordering over de laatste drie jaren.
Mijnheer de Voorzitter het zou toch alleszins on
billijk zijn en tegen het belang der gemeen.e indien
geen gebruik werd gemaakt van het recht, om die
genen die opzettelijk of onbewust te weinig hoofdc-
lijken oms'.ag betaald hebben, alsnog voor het te
weinig betaalde aan te spreken. Vooral waar de
gemeente meer dan ooit trachten moet naar vermeer
dering barer inkomsten, rust op haar de plicht dit
zeker te deen wanneer daarmee eene onbillijkheid ten
opzichte van de goede aangevers wordt weggenomen;
daarbij komt, dat naar mij is medegedeeld alleen over
bet laatste jaar over een bedrag van bijna 1% millioen
gulden inkomen kan nagevorderd worden en de ge
meente daarmee dus ruim f 55 000 kan binnenhalen.
Een van de moeielijkste vraagstukken die zich aan
den gemeenteraad in de naaste toekomst zullen op
dringen, zal zi'n voorziening in de finantieele behoefte
der gemeente er zal veel beleid noodig zijn om dien
finantieelen druk naar billijkheid te ve;deelen over de
gemeente. Een bedrag van meer dan een halve ton
mogen we nu niet laten glippen, bovendien eischt het
rechtvaardigheidsgevoel deze navordering.
Ware genoemd bedrag van 1 millioen gulden aan
inkomen, bij het primitief kohier reeds opgegeven,
dan zouden de andere belastingbeta ers daarmee zeer
gebaat zijn geweest want dan zou vermoedelijk hef
percentage van den Hoofdelijken Omslag ongeveer
Vi/ lager geweest zijn. Door de onjuiste opgaven
zijn de goede aangevers dus finantieel gedupeerd en
de gemeente dus verplicht dit door navordering goed
te maken.
Mijnheer de Voorzitter, het besluit betreffende den
ingang van den datum der navordering dat in de
vorige vergadering gevallen is, was mijns inziens
bedoeld hoofdzakelijk om den aftrek der Oorlogswinst-