410
8 JUNI 1918.
naast de waarheid. Hij gaat niet in tegen het principe,
wat ik voorop heb gesteld, hij valt het karakter van
belasting aan. Daarover kan men van meening ver
schillen, dat is een kwestie van opportuniteit. Maar
het principe, wanneer de zaak eenmaal is aanvaard
en men het stelsel heeft toegenast in andere richting,
mijnheer de Voorzitter ik kan mij niet voorstellen,
waar alle anderen, ook zelfs tegenstanders van de
oorlogswinstbelasting, daarmee accoord gaan, er een
andere zienswijze is.
De heer HOKNIX Het standpunt dat ik in de vo
rige vergadering ingenomen heb ten opzichte van den
aftrek neem ik nog in, maar het staat eigenlijk op
het oogenblik buiten het voorstel van mij. Ik zou
naderhand wanneer er een nieuw voorstel ingediend
wordt, om die aftrek ook over die 3 jaren te doen
plaats hebben mij er voor verklaren, omdat ik uit de
uitlatingen van de heeren de zekerheid gekregen heb,
dat er nog geen oorlogswinst aangegeven is, over die
3 jaren, maar dat neemt niet weg, dat we hebben te
stemmen over het voorstel betreffende de 1/ millioen
méér inkomen (er zijn ook nog wel andere inkomens
bij dan oorlogswinst) en al kunnen we er maar f 1000
uithalen, dan moeten we ons ervoor verklaren de
kwestie van de oorlogswinst staat er heel ver bij
achter, dus ik zou de heeren in overweging willen
geven, dat principe te aanvaarden, dat we op billijke
wijze zooveel mogelijk voor de gemeentekas eruit zien
te halen als maar kan.
De VOORZITTER Verlangt iemand stemming-
De bedoeling is dus om art. 32 dat alleen sprak
van navordering ook te doen gelden voor die
3 jaren.
De heer KANTERS Mijnheer de Voorzitter
zou er wel voor zijn, maar toch zou ik tegen moeten
stemmen, als er geen oorlogswinstbelasting afgetrok
ken werd.