8 JUNI 1918.
431
De heer GRUIJS Naar aanleiding van hetgeen de
Voorzitter heeft meegedeeld spijt het mij zeer
dat het voorstel van den ambtenaar, dat hij gemaakt
heeft in opdracht van den burgemeester, niet is ge
worden de grondslag van de verordening. Ik zou
toch weieens willen weten, wie en wat de verschillende
invloeden zijn, die zich verzet hebben, dat het werk
lozenfonds er ook bij ondergebracht werd. Het moe
ten dan wel ontzettend hooge personen of argumenten
zijn. U zegt zelf U hebt er veel voor gevoeld. Wie
en wat zijn het dan eigenlijk, waardoor het zijn beslag
niet heeft gekregen Alleen omdat men van den kant
van het werkloozenfonds er zich tegen verzette, schijnt
U er op teruggekomen te zijn, om de zaak als zoo
danig in voorbereiding te nemen en in dien geest de
verordening samen te doen stellen, 't Spijt me zeer,
dat die machten hier gewerkt hebben.
De VOORZITTER Dit punt lijkt me op 'toogen-
blik niet van belang, hier verder aan te roeren.
Het vporstel is een verordening in 't leven te roepen
op de Arbeidsbeurs. Ik heb de voorgeschiedenis alleen
opgerakeld, omdat het noodig was in verband met het
schrijVen van de commissie, om opheldering te geven
van hetgeen voorafgegaan was en nu wil ik er dit
aan toevoegen, dat het voor de hand ligt, wanneer
men een zaak voorbereidt, het niet door een commissie
gebeurt, maar door 't college van burgemeester en
wethouders of één der leden, en als zoodanig heb ik
gedaan.
De heer GRUIJS Ik apprecieer het ten zeerste dat
de zaak haar beslag krijgt, maar als nu achteraf
blijkt, zooals U zelf opmerkt, dat in de voorbereiding
°P veel meer en veel degelijker werken is gerekend
en het mogelijk is geweest dat een veelomvattend werk,
van veel belang voor de gemeente was tot stand ge
komen, maar dat dat afgesprongen is op het werk
loozenfonds, dan moet of dat argument zeer zwaar