Tenslotte hebben burgemeester en wethouders ge- •28 JUNI 1918. 469 te moeten bepalen op f 75.maar op f 100.zoodat het eindsalaris f 100.hooger wordt, dan door ie Commissie is voorgesteld. We meenen, dat op die wijze de salarissen meer in overeenstemming ook wor den gebracht met de eischen, die het Rijksschooltoo- ziclit en de Inspecteur van het L. O. stellen en waar, naar ik meen, Gedeputeerde Staten zich ook bij hebben aangesloten. De tweede wijziging, die Burgemeester en Weihou ders hebben gemeend te moeten voorstellen is, om in art. 4 vak q. erbij te nemen, omdat dit behoort tot de vakken, die aan een M. U. L. O. school onderwezen moeten worden. Burgemeester en wethouders hebben gemeend in hetzelfde artikel, in de laatste alinea, de vergoeding voor handwerkonderwijzeressen ook te moeten verhoogen tot f159.naar aanleidinjg van de verhooging in de eerste alinea toegekend. Waar de vergoeding in de oude verordening gelijk was en f 100. bedroeg, en die eerste op f 150.is gebracht, meenen burgemeester en wethouders, billijkheidshalve die ver goeding voor handwerkonderwijzeressen ook te moe ten brengen op f 150.—. In de 2e alinea van art. 4, waarin wordt bepaald de vergoéiing voor het ge-Ven van onderwijs iin de M. U. L. O. klassen, en de vergoeding voor ieder af zonderlijk vak, dat daarin genoemd wordt, daaromtrent meenden buirgemees)ter en wethouders zich te moeten houden aan de bepalingen, indertijd door den Raad vastgesteld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, en verder hebben burgemeester en wethouders ge meend in art. 5 de vergoeding voor het geven van on derwijs in nuttige en fraaie handAverken door vakon- derwii'jzeressen met f 5 te moeten verhoogen per les uur, ook al, omdat de vergoeding voor het geven van onderwijs, aap onderwijzeressen die reeds aan de school verbonden zijn ook verhoog! wordt tot f150. daarmee houdt dan deze verhooging gelijken tred.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 469