470 '28 JUNI 1918. meeni'l in art. 16 zich te moeten houden aan de redac tie, die iiiidert(i§d is vastgesteld in een'ige andere ver ordeningen en die ze als model wilden nemen bij alle jaarweddenegjelingen in verband met opkomst onder de wapenen. Alleen zouden buirgiemeester en wethouders daaraan willen toevoegen dat deze bepaling niet van toepas sing is, wanneer bij wijze van algiemeenen maatregel voor allle ambtenaren in de gemeente een bizondere regeliingi is getroffen. Waar in 1915 een bijjzondere re geling is vastgesteld, die ook de goedkeuring had van Gedeputeerde Staten, daar meenen burgemeester en wethouders niet verder te moeten uitweiden hier over en voor te stellen, een dergelijke bepaling in dit artikel op te nemen. Tenslotte hebben tou|rg|emees|ter en wethouders zich niet kunnen vereenigjen met het voorstel, dat de Comm. gedaan heeft ten aanzien van art. 17. waarin een) over gangsbepaling getroffen wordt, meer speciaal, wat de hoofden van scholen betreft). Burgiemeeater en wethouders meenen te moeiten hand haven de bestaande bepaling, dat de jaren, doorge bracht door hoofden van scholen als onderwijzers op dezölïde of anldere scholen slechts voor de helft zullen meetellen. Burgemeester en wethouders hebben in hun begeleidend schrijven duidelijk gemaakt, dat op die wijze een bi F ijk e regeling getroffen wordt en voor komen wordt, dat de onderwijzers die tot hoofd wor den benoemd, direct aanvangen met het maximum-sala ris. Daar kan, dunkt mij, te minder bezwaar tegen besitaan, om die overgangsbepaling, door burgemeester bestaan, om di.e overgiansbebali'ng, door burgemeester en wethouders voorgesteld, op te nemen, -waar de thans aan de scholen verbonden hoofden geen nadeel zullen ondervinden, daar alle 3 aanstonds zullen bereikt heb ben het maximutm-salaris. En nu nog ie)ls over die amendementen, die z:jn in gediend door den heer G r u ij s.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 470