28 JUNI 1918.
475
salaris, zooals nu door burgemeester en wethouders
is voorgesteld, ik zou niet willen zeggen, zooalside
heer G r u ij s, dat bet goed is, maar ik zou willen
zeggen, dat het schitterend is.
Ik zou er nog iets anders aa.n willen toevoegen
ik heb het den heer G r u ij s en daarom mag ik
het hier des te beter zeggen vóór de vergyidering
al gezegd.
Nadat het rapport door de Salariscommissie is uit
gebracht, is bij mij geweest een afgevaardigde van de
3 vakvereenigfingen, en rsiet éénmaal, mijnheer de voor
zitter maar 6, 7, 8 maal en die heeft mij gevraagd,
of ik bereid zou zijn enkele wijzigingen aan U, mijn
heer de voorzitter, als voorzitter van het college van
burgemeester en wethouders te willen overbrengen, als
zijnde de desiderata van de vakvereenigingen. Mijn
heer de voorzitter als ik nu zeg, het is U bekend
dat ik daarvoor bij U geweest ben ik hoef het niet
te verhelen, want het is iets, waar een Raadislid zich
g|erust voor leenen mag, het ligt zelfs op zijn weg,
als ik nu zeg, dat. hetgeen door burgemeester en wet
houders is voorgesteld, datgene is, wait de afgevaar
digde van de vakverenigingen mij heeft glevraagdi, te
trachten gedaan te krijgen van burgemeester en wet
houders, dan geloof ik toch, dat de heer Gruijs
werkelijk ,,plrus royaliste que Ie roi'1' is, wanneer
hij rj'jg meer wil geven aan de onderwijzers, alg de
onderwijzers zeilf hebben gevraagd.
Ik moet zeggen, ik hieb een oogenblik gedacht, dat
de heer G r u ij s\ zijn amendementen zou intrekken,
na de ine ledoeliiigen, die U gedaan hebt, en het heeft
mij verwonderd, dat hij het niet gedaan heeft. Ik ken
den heer G r u ij s als een practisch man en ik had
8>Machtr dat, met de zekerheid voor oogen, dat zijn
voorstel zou worden verworpen, mag ik wel zeggen,
maar vooral met de zekerheid, dat de onderwijzers
mij hebben gebruikt om gedaan te krijgen, 'hetg'oen nu
door burgemeester en wethouders wordt voorgesteld,