480
28 JUNI 1918.
zooalls in deze genfomen is na zeer ruime discussies.
Er is bij die gelegenheid lang en breed over de zaak
geredeneerd, de Raad heeft ten aanzien van de kwes
tie zich vereeni;g)d met een bepaald beginsel en dan lijkt
het mij, dat het toch milet aanslaat, dat, wat men zoo
kort geleden heeft opgebouwd, wordt afgebroken.
yVil men dien kant uitgaan,, mijnheer de voorzitter!
dan vrees ik, dat het Gemeentebestuur langzamerhand
uitloopt op anarchie. Mijnheer de voorzitter Afge
scheiden daarvan kan ik mij voorstellen, dat; in een
bepaalde zaak een beginsel aangenomen zijnde, verbe
tering in deze of gene richting me gelijk zou zijn.
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen, dalt de duur
te in den laatsten tijd is toegenomen, en het bad me
niet verwonderd en ik zou van mijn kant zeer zeker
hebben meegewerkt, indien burgemeester en welhou-
derjs mat inachtneming van het toen gehuldigde begin
sel verhooging hadden voorgesteld van den duiurtetoe-
slag in de richting, zooals ook door mijn medelid,, den
beer G rul ijs, is voorgesteld. Mijnheer de voorzatter!
Ik heb dan ook erlnstig njagedacht, om in die ricjhttng
amendementen voor te steilten, doch ik heb tenslotte
daarvan afgezien, omdat, naar ik meen, in deze de
volle verantwoordelijkheid blijft rusten op burgemees
ter en wethouders. Burgemeester en wethouders moe
ten de consequentie aanvaarden van wat ze thans! doen
en een conflict uitlokken met den Raad. Mijnheer de
voorzitter ik kan daaruit niets, anders zien,, wanneer
men zonder noemenswaardige reden zoo plotseling af
wijkt van een na rutimc discussie aangenomen bkginsel.
Mijnbeer de voorzitter Ik heb daarom getracht om
tegemoet te komen, ook in de richting, |doo<r burgemees
ter en wethouders in "t vorige jaajr bij hun aanhan
kelijke voorstellen ingeslagen, ik heb gemeend het
beste te doen met in deze enkele wijzigingen voor te
stellen. Om de kwestie nader te belichten, mijnheer de
voorzitter zal het mij vergund zijn. met een enhel
woord de kwestie nader toe te lichten..