28 JUNI 1918. 483 Het lijkt me ook niet rationeel, (lie f 1GI0 af te trek ken, die de onderwijzers hebben gekregen, naar aan leiding van de motie-K e t e 1 a a r, dat is een verhoo- giiing van hujn jaarwedde ze contribueeren daarvoor voor hun pensioen, dn® het mag niet worden be schouwd als een du|urtetoeslag. Dat het gebeurd is om de dure tijden, dat geef ik toe, maar dan zou men ook in dezelfde mate moeten berekenen de verhoogingen, di'e de ambtenaren hebben genoten en die ook zijn geschied tengevolge van de veranderde levensomstan digheden. Men kan niet het eene doen en het andere laten. En daarom zou ik wel in overweging willen geven, dat burgemeester en wethouders die bepaling weer introkken. Mjijjnheer de voortzetter Ik gploof, dat ik de zaak voldoende heb toegelicht. Ik zal afwachten, wat de burgemeester en de andere lieeren hierop verder heb ben aan te voeren, om straks verder erop terug te kunnen komen. De VOORZITTER Ik wou den heer Bogaardt naar aanleiding van wat hij in 't midden brengiti, wel een en ander opmerken. In de eerste plaats heeft hij aanmerking erop ge maakt, dat burgemeester en wethouders zijn gebleven bij hun oude standpunt, in strijd met wat indertijd door den Raad ïs aangenomen. De heer Bogaardt vergeet, dat sedert dien de praktijk van een en ander gjeleerd heeft. De praktijk heeft geleerd, dat de amb tenaren), die meeir dan f lOöp.hiebben niet gpbaat zijn met een bijdrage van f 100 en f 150.—, dat die de duurte zeker in hoogere mate voelen, dan diege nen beniaden f 1Q00,die met f 100 en f 150.veel meer geholpen zijn dan de hoogere gesalarieerde amb tenaren, en dat is het motief geweest, waarom burge meester en wethouders gemeend hebben terug te moe ten komen bij den Rjaad met andere voorstellen. En wat betreft de f 100.die het Rijk gjeeft,jeni die niet zouden mogen worden afgetrokken, ik zou zeg-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 483